Wist u dat een postduif drie oogleden heeft?

Nadat een jonge duif op de leeftijd van 4 weken is gespeend en op een eigen hok is geplaatst beginnen zodra zij aan het hok gewend zijn meteen de eerste trainingen. De liefhebber zet zijn jonge duiven voor heel even op de klep, strooit wat voer in de voerbak en roept met "kom, kom", zijn jonge duif naar binnen. En de jonge duif komt op de stem van zijn baasje af, duwt een dringer opzij en springt het hok in richting voerbak. Na enkele malen repeteren wordt op een ochtend het hok geopend en mag de jonge duif de omgeving gaan verkennen. Het dak van het hok komt het eerst aan de beurt, gevolgd door het dak van het huis van de baas en vervolgens worden de eerste trainingsrondjes rondom het hok afgelegd. Zodra de liefhebber ziet dat de jonge duiven vermoeid zijn geraakt van hun training en rond hangen bij de ingang van hun hok, roept hij ze binnen. Alle jonge duiven verdringen zich nu voor de ingang wetende dat als ze te lang wachten ze de hond in de pot vinden.

Zodra jonge duiven de leeftijd van 10 - 12 weken hebben bereikt gaat de liefhebber ze in een mand mee nemen om ze voor het eerst op enkele kilometers afstand van het hok los te laten. Voordat hij dit doet neemt hij ze eerst allemaal in de hand en onderzoekt ze aandachtig op gezondheid en algemene fysieke conditie. Een jonge postduif die niet helemaal goed gezond is kan snel verloren gaan en dat is het allerlaatste wat de liefhebber zich tot doel heeft gesteld.

De kop komt het eerst aan de beurt. Die moet goed ontwikkeld zijn en ruimte bieden aan voldoende hersenen tussen de ogen. De ogen, bedekt door drie oogleden, moeten aandachtig, helder en recht vooruit de wereld in kijken. Als de omstandigheden tijdens de vlucht terug naar huis goed zijn, dan zijn alle drie de oogleden open, maar tijdens slecht weer kan de duif er enkele sluiten en haar ogen zodoende bescherming bieden tegen kou of regen.


De vleugels zijn het belangrijkste onderdeel van het postduivenlijf. In vliegende toestand moeten alle veren elkaar overlappen zonder haperingen. De veren moeten goed van lengte en breedte zijn en de vleugels moeten uitgespreid de vorm van de letter V hebben. Iedere vleugel heeft 20 grote slagpennen, tien aan de buitenste kant en tien aan de binnenste kant van de vleugel. De staart van de postduif is ook belangrijk want het fungeert als roer. Het heeft 12 grote veren verdeeld in twee sets van 6 elk. Als de postduif op topsnelheid vliegt lijkt het net alsof de staart maar 1 veer breed is. Duivenliefhebbers houden de rui goed in de gaten. Zodra een duif 6 weken oud is begint hij met het voor de eerste maal verwisselen van zijn verenkleed. Het is algemeen bekend dat postduiven slechte prestaties leveren als ze behoorlijk in de rui zijn. De rui is meestal na 8 tot 10 weken volledig achter de rug. Zodra een jonge duif zijn eerste 2 grote slagpennen heeft verwisseld begint de liefhebber met de eerste trainingen als voorbereiding op het grote werk: de wedvluchten.

Nadat de jonge duif eerst goed de omgeving in zich heeft kunnen opnemen, worden ze voor het eerst in de reismand gestopt en heel voorzichtig op een afstand van ongeveer 1 km van het hok losgelaten. Deze afstand wordt bij gunstige weersomstandigheden dagelijks verdubbeld en zodra de afstand van 60 km is bereikt stoppen de gezamenlijke loslatingen van de liefhebber. Dan wordt er overgegaan op een andere manier van opleren: het stuk voor stuk loslaten van de jonge duiven met tussenpozen van enkele minuten. Als dit enkele malen is gebeurd is de jonge duif goed voorbereid om deel te gaan nemen aan een concours waar in het begin meteen al tienduizenden jonge duiven tegelijk worden gelost. De jonge duif kent het terrein naar zijn hok en is in staat om dat zelfstandig te overbruggen. Iedere week wordt er vanuit een andere plaats gelost, doch in vergelijking met zovele andere sporten staat de finish steeds op dezelfde plaats. Bij het inkorven voor een wedvlucht krijgt een postduif een smal rubberen ringetje om zijn poot geschoven, waarin een geheime code staat afgedrukt. Wanneer de duif het hok is binnengegaan, verwijdert de liefhebber dit rubberen ringetje weer van de poot en stopt dit in een speciaal voor dit doel ontworpen automatische duivenklok, die het exacte moment van arriveren registreert. De afstand van de losplaats tot ieder hok is exact berekend en de winnende duif is degene die de tussenliggende afstand het snelst heeft overbrugd.