Home > Practische Hints voor elke maand van het jaar ! > November > Koppel en andere gedachten.........

Koppel en andere gedachten.........

In deze tijd van het jaar begin je toch weer met het maken van toekomstplannen op koppelgebied. De jongen die het afgelopen jaar gekweekt zijn, heb ik allemaal in handen gehad. En dan heb je een idee gekregen wat volgens je gevoel en idee gepakt heeft en wat niet. Hoewel je er van tevoren goed over na hebt gedacht valt het eindresultaat vaak toch nog tegen. Er raakt wat kwijt bij het uitwennen, waar ik overigens helemaal niet van hou. De kinderziektes hebben zo hier en daar hun invloed. En dat hakt er meestal toch zodanig in dat het snel einde verhaal is. Als ik denk dat het misschien de moeite waard is kijk ik het nog even aan. Maar om er uiteindelijk grote afstanden mee te spelen dat lukt toch niet. En dan zitten er tussen de grote groep getraind en wel toch nog een aantal die je niet bevallen. Als een koppeling niet pakt dan kan dat twee oorzaken hebben. De ouders passen gewoon niet samen; het klikt niet. Of de kwaliteit van één of misschien wel van allebei de ouders werd te hoog ingeschat. En dat betekent weer dat er kwekers worden uitgeselecteerd. En misschien de komende tijd weer wat nieuws bijgehaald. Want zo gaat dat in onze sport. Als het goed is verveelt het nooit!

 

Van de week heb ik er nog met Ton Bollebakker door de telefoon over gefilosofeerd wat te doen met de nakweek van de nieuwe aanwinsten uit Zuid Afrika. Ik denk dat hij gelijk heeft om de blauwen van Oom Hannes van der Merwe voor te bestemmen een ploeg te vormen voor Bordeaux ZLU en Marseille ZLU. Dat ligt drie weken uit elkaar op de kalender en je kunt duiven op de grote fond toch niet meer dan twee keer goed spelen op nest. Die afstanden hebben ze ‘thuis’ ook geklaard en dat moet hier ook kunnen. Een Perpignan en een Barcelona is toch een ander verhaal. En daar kun je ze gemakkelijk op stuk spelen. Een keer goed, een keer minder en dan opeens een extra duif toch zo maar kwijt. Ik ga ze wat meer snelheid meegeven uit mijn eigen stam. Dan kunnen we er altijd twee kanten mee op. Lijkt me een strak plan.

 

Dan heb ik nog:
-4 duiven van Coen Barnard uit Bredasdorp. Die zijn gewend 150 km verder te vliegen dan de duiven van Oom Hannes en vaak het laatste stuk recht naar zee met de wind op kop en regen plus wind. Twee ervan zijn broer en zus. In hun beide zie ik superfond. De andere twee zijn halfbroer en halfzus. In hun beide zie ik iets minder grote fond.
-4 duiven van Andries Gous uit Kaapstad. Idem dito. Laatste stuk de bergen over met de meeste rottigheid op het eind. Andries heeft decennia super gepresteerd tussen 1000 en 1100 km, maar zijn soort is wat aan het teruglopen vanwege inteelt. Dat wordt kruisen. Maar met wat dat is nog even de vraag.
-1 duivin van Wim Peters ook superfond. Ze komt nog uit de Stassart stamdoffer van Wim en was van een 650 km vlucht de enige die er in de Kring door was op de dag van lossing. Rond de ‘Kaap’ kan het enorm spoken en dat was toen ook het geval.
-en de 8 duiven van Johan en Basie Lodewijk uit Noupoort. Een doffer verhuist naar de club van Oom Hannes omdat die naar mijn smaakt te groot kweekt. En eentje gaat eruit. Steeds als hij grote jongen in de schotel heeft, dan loopt hij fysiek terug. En daar hou ik niet van. De jongen die naar hem aarden geven mij ook dat gevoel. En als je daarmee verder gaat dan kan dat nooit iets worden. In de kweek moet je enkele generaties vooruit kijken en doe je dat niet dan is het bij voorbaat al een verloren zaak. Dus van meet af aan keihard selecteren is een must.
-de hollandse fondduiven. Zo noem ik ze maar. Een lijn begint zich daar al te manifesteren. Die van de “La Creche” van Sjouke Duinstra uit de lijn van “De Dolle” van Marijn van Geel. Deze doffer had ik jaren geleden gekocht om in te kruisen, maar dat pakte slecht met mijn duiven. Daarop heb ik hem samen met een dochter van “De Witbuik” van Batenburg aan Ton Bollebakker gegeven. En van dat koppel heb ik er twee terug mogen halen. Zelf had ik nog een zoon van de “La Creche” en wist ik nog enkele kleinkinderen op de kop te tikken. Die werden onder elkaar in de lijn gekoppeld en de jongen daarvan bevallen me super. En dan heb ik nog een drietal duiven afkomstig van Jan Walpot die me goed aan staan alsmede hun jongen. Maar ik zit nog wat te prakkezeren hoe ik ze verder moet koppelen.

 

Onverwacht kwam Ton Bollebakker op bezoek met 2 laatjes voor onze webmaster en hebben we gezellig over de duiven zitten praten. Uiteraard heb ik hem wat materiaal dat ik gekweekt had laten zien. En dat kon zijn goedkeuring wegdragen. Ik heb hem wat laatjes in handen gegeven die ik uit het superkoppel van Lodewyk had gekweekt. Dat zijn Barcelona duifjes zei Ton meteen. Ook heb ik hem wat uit de andere duivinnen laten zien en Ton zei meteen wat ik al had gedacht: te groot voor het grote werk. Daar moeten we dus wat op verzinnen. De duivinnen van Lodewyk zijn wat aan de grote kant, maar super voor het zware werk. Echter de zonen zijn veel te grof. Daar moet dus wat aan worden bijgeschaafd. Maar met wat en hoe...

 

En dan komt de grote envelop met stambomen en aantekeningen weer voor de dag. Om alles weer vers in het geheugen te krijgen neem ik alle duiven weer eens in de hand. Want je vergeet gemakkelijk en de duiven veranderen toch ook weer gedurende het jaar. Terugkijken is dan gemakkelijk want je weet nu wat je niet bevalt. En dan moet je analyseren waarom het niet zo heeft uitgepakt als wel gehoopt was.

 

De fondduiven zitten op het keukenhok en het gemak daarvan is toch wel dat je er snel binnenloopt om eens naar de duiven te kijken. In het kweekhok op zolder doe ik dat gek genoeg minder snel. En bij prachtig zonnig weer wordt er al gauw de loupe bijgepakt en  worden de ogen bekeken. Tja zult u zich afvragen: wat zie je dan?

 

Heel vroeger ben ik daar erg druk mee geweest, maar op een gegeven moment kwam ik er niet verder mee. Hier in Nederland zijn er maar weinig mensen die echt verstand van ogen hebben en waar je ervaringen mee uit kunt wisselen. Wat duivenogen betreft is veel gebaseerd op ervaring, smaak en intuitie. Hoe meer je je erin verdiept hoe vaker je het goed hebt. Maar het gaat erom de rode draad te ontdekken. Zodat je op een gegeven moment weet waar je op letten moet. Het verschil kunnen zien tussen kwekers en vliegers. Tussen vitesse, midfond, eendaagse fond en grote fond. En tenslotte wat op wat past. Dat zou heel mooi zijn.. Maar ik vrees een utopie. Want op dergelijke waarde vaststellingen aangaande een duivenoog, daar hebben zich al hele volksstammen de tanden op stuk gebeten.

 

Toen ik in de zestiger jaren met de duiven begon van Valere Desmet-Matthijs haalde ik al meteen de prachtige ogen naar binnen. En dan ga je ervan uit dat dat het is.. Je gaat ze bijelkaar proberen te houden. En de goede ogen blijven. Dan ga je ze kruisen want dat gaat op een gegeven moment niet anders. Dan haal je Janssen soort binnen. Het pakt. En dan beginnen de ogen te vervlakken. De mooie wolkenogen worden zeldzamer. Hetzelfde verhaal voor de mooie brede verkenningscirkels. Maar je slaat er geen acht op want de duiven vliegen hard. Heel erg hard. Mijn meisje, mijn meisje wat wil je nog meer?

 

Het is heel erg gek, maar vroeger waar je ook kwam, je vond heel veel van die karakteristieke ogen. In die jaren werd er ook niet of nauwelijks verhaald over verliezen. Vandaag de dag overal of bijna overal waar je komt, tref je vlakke ogen aan. En in deze tijd gaat het steeds harder en harder met de duiven. De concoursen verlopen veel sneller dan vroeger en het lijkt wel of de duiven ook steeds harder vliegen dan vroeger. Nee het lijkt niet, nee het is zo. Een vlucht die onder de 1100 m.p.m. begint is zeldzaam; vroeger was dat 900 m.p.m.

 

Is er een relatie tussen mooie ogen en vlakke ogen met betrekking tot snelheid? Ja, ik denk het wel. En dat we daarom die duiven niet meer hebben? Of willen hebben?? Het zou kunnen.. Nee ik denk dat het automatisch gaat. Want wat doen de meeste melkers? Juist die houden die duiven aan met de beste resultaten. En dat zij automatisch de snelste duiven. Ja toch?

 

Een andere conclusie die je zou kunnen trekken is dat er een zekere relatie is tussen snelle duiven en slecht verlopen vluchten. Want als je gaat selekteren dan doe je dat op die kwaliteiten waarmee je kunt scoren. En aangezien het in de duivensport om snelheid draait, is de selectie op snelheid. Hoe je het went of keert. En dat gaat recht evenredig ten koste van het orientatievermogen.

 

Ja, maar hoe komen de snelle duiven dan toch naar huis???????

 

Goede vraag! Heeft u zich wel eens afgevraagd hoe het er kort na een lossing aan toe gaat? Wat er zich allemaal daar in de lucht afspeelt?? Vast niet.

 

Zijn het de snelle duiven die het eerst richting kiezen???????

 

Ik denk het niet.

 

Afhankelijk van vorm, conditie en motivatie ontstaan er kort na de lossing groepjes. In die groepjes zijn er leiders en volgers. Verderop in het concours versplinteren de groepjes meer en meer. Maar steeds staat het groepje onder leiding van een of meerdere duiven die de richting aangeven. Die maken de koers en bepalen waar de vroege prijzen vallen. Er wel eens aan gedacht dat uw winnaar een duif is die naar de streep gedragen is door een ander??

 

Als hij dat diverse keren zo geflikt heeft dan denkt u een klasbak in huis te hebben. In zekere zin is dat natuurlijk ook zo. Begrijp me niet verkeerd aub. Maar nu gaat u uw crack op de kweek zetten. En hoe vaak maken we niet mee dat de jongen van zo’n crack geen pijp tabak waard zijn? Dat ze vaak al snel van het hok worden verspeeld of van de eerste wedvluchten? En dat je blij mag zijn dat je er eentje van hebt die af en toe prijs speelt? Ik heb dat meer dan eens meegemaakt. U niet?? Verkeerd geselekteerd???

 

Nu een ander voorbeeld. De omstandigheden om te lossen zijn niet zoals ze moeten zijn en worden niet als zodanig herkend. Er wordt toch gelost. En wat neem je dan waar? Geen of maar weinig duiven kunnen zich orienteren. De grote groep wacht op de leiders om de richting aan te geven. Dat gebeurt niet en er breekt paniek uit. De duiven verlaten in alle richtingen de losplaats. De wedvlucht verloopt daardoor slecht en er zijn verliezen en soms grote verliezen.

 

Over dit soort dingen breek ik vaak mijn hoofd en probeer ik oplossingen voor het probleem te vinden. Vooral als je afdeling het niet zo nauw neemt met normen en waarden aangaande lossingen. Hoe gek het ook klinkt kun je niet steeds de schuld bij een ander leggen, hoewel die ander er wel de oorzaak van is. Als met zovele dingen is het een zaak van oorzaak en gevolg. En als je aan de oorzaak niets kunt doen. Dan misschien wel aan het gevolg!

 

Hoe?

 

Daarover de volgende keer meer!


Sitemap
Printvriendelijk
Mail sturen
RSS feed

Submenu

Uw naam

Paswoord

Remember me


Steven van Breemen