Gisteren zijn de mannen op weduwschap gegaan en lettend op de eerste sprintjes die zij er rond het hok uitpersten denk ik dat ik goed op schema lig. Eenmaal de ramen open en ze vertrokken hard, hoog en ver. Ik schrok ervan toen ik het zag. Het was voor het eerst dat ik ze zelf buiten liet. Dat deed tot voor kort mijn vrouw. Nu is de tijd voor de trainer om de puntjes op de "i" te zetten. Maar schijn kan bedriegen en over een week weet ik met het eerste klokkenbriefje in de hand wat waar is en wat niet waar is.


Om ogenschijnlijk zo gemakkelijk je ploeg aan de start te krijgen daar gaan eigenlijk heel wat jaren van passen en meten aan vooraf. Het moet een eenheid zijn: hok, duiven, melker en methode. Als die vier basiszaken één op één lopen, dan gaat alles bijna vanzelf.


Ikzelf heb twee hokken waar weduwschap op wordt beoefend. Eén op het noord-westen gericht en één op het zuid-oosten. Als je die gezamenlijk loslaat, dan moet er één team aan het trainen zijn. Als één hok te koud is en te donker en het ander licht en warm, dan traint er een zootje ongeregeld. Je moet konstant bezig zijn met je hokken op orde te krijgen en leren ze te beheersen. Het licht wat het leven in de brouwerij brengt. De opgenomen warmte, door de ramen en door de wanden. De ingebrachte lucht die zorgt voor een droge vloer en die tegelijkertijd niet voor dikke koppen mag zorgen. En het allerbelangrijkste: de verluchting bovenin. De lucht moet er gemakkelijk uitkunnen en in géén geval naar beneden vallen op de duiven. Als dat het geval is speel je gemakkelijk je beste duiven kwijt en zijn kop- en andere ziekten schering en inslag. De duiven vertellen je het wel als ze lang en hard trainen en hoog boven de andere koppels hun rondjes afwerken of het goed zit of niet. Dan is het goed en dan heb je het als liefhebber ogenschijnlijk gemakkelijk. Toch heb ook ik problemen. Ieder jaar verspeel ik van mijn keukenhok 4 á 5 doffers in de eerste weken. En altijd jaarlingen. Dan is het over. Geloof me dat ik me er rot naar zoek om het probleem op te lossen. Duiven verspelen daar heb ik een hekel aan, want het is meestal je eigen schuld. Ik dacht dat ik het gevonden had. Een plankje hier een plankje daar. En toch kon weer zoals alle andere jaren na het vallen van de eerste groep na de eerste trainingsvlucht de klep van het bovenhok meteen dicht. Op het keukenhok telde ik even later 5 achterblijvers, die op één na terugkeerden. De tweede keer hetzelfde verhaal, doch nu zonder verliezen. Wat het is Joost mag het weten. Een duivenliefhebber hoort daarom te blijven zoeken binnen de hokinrichting om de problemen op te lossen. En heb je eenmaal de ideale situatie bereikt dan mag er geen spijker meer in de wand geslagen worden!


De duiven zelf spelen natuurlijk ook een grote rol in de hoogte van de behaalde prestaties. Als je geen kwaliteit onder de pannen hebt, kun je het gewoon schudden. Om een gelijkvormig team te bezitten, daar gaan jaren van kweken en selekteren aan vooraf. En om dat te kunnen moet je eerst weten hoe. Dat betekent: boeken lezen. Studeren. Tophokken bezoeken. Asduiven in de hand zien te krijgen. De beste kwekers mogen beoordelen. Veel vragen, luisteren, kijken en vergelijken, voelen en nadenken. Dan pas kun je duiven naar de juiste ideeën gaan vormen. We willen het allemaal o zo graag, maar spelen op topniveau, dat gaat niet van de ene dag op de andere. Daar moet je veel tijd aan besteden. Ik ben hoe gek het ook klinkt een gemakkelijke duivenliefhebber. Met al mijn funkties en interesses binnen de duivensport, werk en gezin blijft er weinig tijd voor een werkelijke dagelijkse topverzorging over. Ik houd daarom eenmaal per week grote schoonmaak. Voorwaarde is dat je oergezonde duiven moet hebben. Daar selekteer ik keihard op. En het maakt me niet uit welke duif er problemen heeft met zijn gezondheid. Een extra natuurlijke vitaliteit moet de basis zijn. Heb je daarnaast een goed hok, dan kun je volstaan met het seizoen te beginnen met één geelkuurtje. Kleine veranderingen in de verzorging, training en voeding laten de duiven dan qua vorm gemakkelijk omhoog schieten. Dan moet je op de tweede plaats slimme duiven hebben. Duiven die alleen willen vliegen. Het kunnen komt zo direkt aan de orde. Duiven die willen winnen. Naar zulke duiven moet je onophoudelijk naar op zoek zijn en in het bijzonder naar een soort duiven dat die eigenschap gemakkelijk doorvererfd. Dan heb je een streepje voor en houd je een streepje voor op de konkurrentie. Vooruitvliegen zit in het soort en dat moet je zien te krijgen en vast te houden! Dan heb je vervolgens vechterstypes nodig. Niet opzij gaan voor moeilijkheden en doorgaan tot aan de meet. Vervolgens let je op lichamelijke kracht: soepele spieren die in bundels om een onwrikbaar karkas gedrapeerd liggen. Dan ben je klaar. Dan heb je een moderne postduif gevormd, die topprestaties kan leveren tussen 100-750km. Daar kun je overal mee op het strijdtoneel verschijnen. Ik denk dat dit het allerbelangrijkste is in onze sport. Goede duiven. Daar draait het om. Eén vroege duif is leuk. Ik zeg: toeval. Een serie draaien dat heeft elke duivenmelker hoog op zijn verlanglijstje staan. Ik zeg: dat is kunst en geen toeval meer. Goede duiven heb en houd je niet zo maar jaren aan een stuk. Daar moet je iedere dag mee bezig zijn. Konstant kijken en vergelijken!


Dan zijn de methodes, die de melker toepast uitermate belangrijk. Op elk spelonderdeel, kort of ver, wordt weduwschap gespeeld. Soms ook nog met de duivinnen erbij. De wegen die hiermee naar Rome leiden zijn zo groot en verwarrend in aantal, dat de liefhebbers met gewone prestaties en die hogerop willen, al niet over de Alpen heen komen de Povlakte in. Je moet daarom beginnen met het uitstippelen van je eigen route. Het begint bij het samenstellen van je team in de winter voor het volgende seizoen. Daaraan vooraf gaat de selektie op je kweekhok. Hoeveel plaatsen komen er vrij voor die vliegers waarin je buitengewone erfkracht in meent te herkennen. Al eerder heb je in de oude weduwnaarsploeg het selektiemes gezet. Dan weet je hoeveel open plaatsen er zijn voor jeugdig talent. Dat talent moet op de juiste waarde geschat worden. Op de eerste plaats doe je dat direkt na de jonge duivenvluchten op de behaalde prestaties. Als de konditie nog daar is selekteer je meteen die duiven eruit die in de hand tegenvallen. Daar kun je niet al teveel van verwachten als je ze 4 maanden wekelijks met een wedvlucht belast. Dat voorkomt alleen maar teleurstelling. Dan zorg je ervoor dat de rui geleidelijk wordt afgewerkt. Vervolgens bouw je de vliegkonditie geheel af en laat je de duiven zich voordoen zoals ze werkelijk zijn. Zonder franje. Eind december als ze een maand niet meer uitgevlogen zijn is het zover en verhuizen de uitverkorenen naar het vlieghok om de opengevallen plaatsen in te nemen. Per afdeling moet je dan een ploeg samenstellen die geestelijk en lichamelijk tegen elkaar is opgewassen. Dat is heel belangrijk! Dan pas kan je aan teambuilding gaan doen. Het scoutingswerk is voorbij. Nu komt het vakmanschap van de trainer om de hoek kijken: zijn trainingsmethodes, inzicht, observatie en psychologie brengen vervolgens het team al dan niet succesvol aan de start.


Na ruim twee maanden vastzitten moet je de training voorzichtig opbouwen. Tot vorig jaar deed ik dat direkt geforceerd om de achterstand zo snel mogelijk in te lopen. Dat bleek een grote fout. Jarenlang had ik vier tot vijf afvallers, meestal doffers, voor ik aan de eerste vlucht kon beginnen. Eerst hoorbaar scheef vliegen in het hok. Daarna zichtbaar in de lucht en vervolgens niet meer het hok uit willen voor de training. Ongeschikt verder voor topprestaties. Paratyphus oordeelde Jan Ouwerkerk. Enten en klaar. Ik kon dat zelf niet rijmen met het geweldige zonder problemen trainen van de overige duiven. Totdat ik mijn probleem voorlegde aan Henk de Weerd. Die herkende het probleem: overtraining en schouder uit de kom. Veel van zijn duitse klanten die door sneeuw en roofvogels de duiven 's-winters ophokten hadden dezelfde problemen. Dus ben ik vorig jaar de trainingen gestart met het geven van open hok de eerste twee weken. En: géén scheefvliegers meer! Daarna trainingen voor de doffers en de duivinnen apart. Het betekende meer werk voor mijn vrouw. Voor mij was het een grote verrassing hoe ze trainden. Ook dit jaar weer. Toen ik gisteren zag dat het geen zwalken maar wegstuiven was, kon ik een zucht van verlichting slaken. De weduwmannen van buurman Jaap probeerden tevergeefs aan te haken, maar de ploeg was al vertrokken alsof de klamper ze op de hielen zat. Nu rest de vraag of de nieuw ingebrachte duiven de nodige kwaliteiten in zich hebben. Dat is ieder jaar weer een grote verrassing!


Ik heb het gehad over teambuilding. Ik vind dat dat in de duivensport ook zeker op gaat. De duiven moeten gemakkelijk koppelen als het moment daar is. Opletten of ze direkt van elkaar houden. Voor vliegduiven vind ik dit uitermate belangrijk. Snel leggen zegt niets. Als veel koppels laat leggen schuilt er een probleem. Het gaat erom als de eieren eenmaal komen dat alle koppels vlot volgen. Daar waar het niet gebeurd moet een ei worden ondergeschoven. Dan kan zo snel mogelijk begonnen worden met het uitlaten en alles zit op dezelfde stand. De trainingen worden aangevangen op het zelfde niveau, tijdstip en met dezelfde intensiteit. Hetzelfde geldt voor één of twee jongen groot brengen. Dat kost energie en hetzelfde energiegebruik heeft zijn weerslag op de intensiviteit van de trainingen en de duur ervan. Als de koppel wil trekken moeten ze allemaal gelijk gestemd zijn. Als de koppel wil spurten moeten er geen afremmers zijn. De jongen er allemaal gelijk af en de tweede ronde eieren moet vlot komen. Waar niet, u raadt het al een eitje eronder. Zo doe je aan teambuilding en de resultaten zullen verrassend zijn. Als u het ziet tenminste. Ik kijk maar weer eens naar buurman Jaap zijn koppel en vergelijk. Trainen is bij mij trainen en niet zwalken. Het verschil zit hem in de energie voorziening. Het juiste voer in de goede hoeveelheid op het juiste moment toegediend. Dan moeten duiven vanzelf trainen. Zo niet dan is er wat aan de hand met de gezondheid of met de kwaliteit. Ik durf soms wel eens iets te voeren voor ik ze uitlaat. Dan was ik ontevreden over de vorige trainingsaktiviteiten. Het resultaat is dan dat ze blijven gaan. Soms zet zich dat ook wel eens voort bij thuiskomst en dan leg ik het wel eens af tegen de kleppers van buurman Jaap die een formidabele finish in huis hebben als het snel en gemakkelijk gaat. Ik ben er wel eens jaloers op als ik ze er bijna de achterkant van het hok uit zie vliegen. Die van achterbuurman Piet komen vaak van grote hoogte als langs een kurketrekker naar beneden glijden en dat is nog spektakulairder om te zien. Maar week na week wordt het door de bank genomen minder. Dat heeft met de energiehuishouding te maken. En het gaat erom bijna vier maanden lang er wekelijks vooraan bij te staan als het even kan met meerdere duiven. De eerste weken van het seizoen is het het gemakkelijkst. Vooral het een lekkere temperatuurtje is en het een meegaand windje betreft. Maar bij een koude start met lage snelheden is de kaars gauw opgebrand als je niet met de juiste energie op het juiste moment op de proppen komt. Twee jaar geleden had buurman Jaap op de vitesse en de midfond een magistraal seizoen. Het waren in het algemeen eenvoudige vluchten. Bovengemiddeld van snelheid en een lekker temperatuurtje. Vorig jaar was het met het weer, de wind en de temperatuur van alles wat en zo was het ook met de prestaties van buurman's duiven. Als ik ze nu zie trainen, zie ik dat hij ze goed in orde heeft. En als de voerbak wordt gevuld staat alles in het gelid te wachten. Ook hij doet op zijn manier aan een stukje teambuilding. Ik ga niet in het koffiedik kijken, maar ik hoop dat u én mijn buurman duivenmelker eens wat gaan experimenteren met wat wanneer te geven. Kijk en vergelijk. Het levert een wereld van verschil op!


Ik heb het gehad over inzicht en psychologie. Ook dat gaat voor de duivensport geheel op. Ik heb het al eerder over Jan Ouwerkerk gehad. Die ziet meer dan de meesten onder ons. Ik was eens bij hem op het hok, toen Jan zei: "ze zitten net één dag op weduwschap". Ik zag doffers en duivinnen op één hok en begreep het niet. Jan zei: "ik heb de eieren gisteravond weggehaald. Dan hebben de doffers het spelletje sneller door als ik zo direkt de duivinnen weghaal. En de duivinnen hebben een dot minder stress als ze weten dat er geen eieren meer zijn. Dat gespring in de ren, daar ben ik op die manier op gelijk van af. En als ik ze de eerste keer toon, gedragen ze zich direkt zoals het hoort". Dát bedoel ik nu met inzicht en psychologie in de duivensport! Dat brengt het verschil teweeg op de uitslagen. Willem de Bruijn is er ook zo een uit de buitenkategorie. Die weet ook precies zijn duiven op de juiste manier in vorm te krijgen. De meeste van zijn duiven hebben van nature niet die fysieke kracht om, zonder vermoeid te raken, lang en snel te vliegen. Maar door zijn eigen manier van trainen brengt Willem zijn duiven zover dat ze gemakkelijk een uur langer een hoger tempo kunnen opbrengen. Ook dat is nu net wat het verschil uitmaakt. Ik gaf hem een paar hints over wat, wanneer en hoeveel te voeren en Willem's duiven konden tot zijn verbazing net iets meer dan voorheen op de langste en zwaardere vluchten. Jan Ouwerkerk zweert al jaren bij licht voeren en gerst. Het vorige seizoen was het wat minder bij Jan in vergelijking met de prestaties van Willem en ondergetekende. Jan zei: "jullie weten wat". Ik zei dat klopt: "voeren, ermee experimenteren, kijken en vergelijken". De tijden op de atletiekbaan worden in snel tempo verbeterd, en dat gebeurt ook in de duivensport.


Gisteren ben ik begonnen de weduwnaars zelf uit te laten. De Hilversummers die deze regel lezen geloven me nu echt niet, maar jongens duivensport kan zo gemakkelijk en plezierig zijn. Het gaat om het zien van alles in en om het hok en het gaat om het tijdig en juist ingrijpen. Ik weet nu ik dit schrijf echt niet wat ik straks op het duivenhok ga doen. Het gaat erom zo min mogelijk fouten te maken. En het gaat om vooruitzien. Vorig jaar hadden we twee weken voor Etampes een halve rampvlucht vanuit Douai. Ik stond voor de keus duiven spelen en op mijn sloffen vitesse kampioen worden of op de eerste dagfondvlucht scoren. Ik koos voor het laatste, liet de duiven een week thuis en pakte 1 en 2 van 12.000 duiven met 8 minuten los vooruit in het NABvP concours vanuit Etampes. Alles willen dat gaat niet en dan moet je kiezen. Ik zag dat in het trainen van de duiven de week na Douai. Ik liet ze vanaf het erf van Willem een 40 km makkie doen om hun ego weer wat op te krikken en ging vervolgens lekker bij hem in de zon duiven zitten wachten. Willem begreep dat eerst niet helemaal, later wel toen zijn vrouw Joke Willem's energiehuishouding met een paar overheerlijke pannekoeken weer op orde had gebracht. Doffers kun je moeilijker week na week fysiek belasten, zeker na een moeilijke vlucht. Bij duivinnen ligt dat anders, die hebben aan een pannekoek minder genoeg. Wijzer geworden ging Willem zijn doffers ook uitgekiender spelen op de dagfond en het resultaat kent zuid-holland inmiddels. Het zit hem in de energiehuishouding en nergens anders in. Die moet je proberen te doorgronden.


Gisteren zag ik ze dus in enkele seconden in volle galop verdwijnen. Als een schim. In één vloeiende beweging van 44 duiven tegelijkertijd. Nu gaat het erom de stress te beperken en ze het weduwschap aan te leren. Ze eraan te wennen dat de baas het van de vrouw heeft overgenomen. Het principe van het spelletje is dat de beloning wacht na de inspanning. Daarom moet de beloning er ook naar zijn. De hele middag na een gemakkelijk vluchtje: géén probleem. Ze moeten door krijgen waar ze het allemaal voor doen. Ook voor de duivin is de lengte van de beloning belangrijk: ze zullen minder snel onderling aanpappen. Ook van het vooraf tonen maak ik niet zo'n groot probleem. Ik kan het gerust hier schrijven want ze geloven me toch niet. Ik draai de schotels om, doe de klep los, kieper de duivinnen de ren uit en ga op mijn gemak eten. Ik vind dat jaarlingen, waar ik er altijd heel veel van heb, zo heel rustig de mand in gaan. Het gaat weer om de energie: wanneer laat je ze die opgebruiken? Voor de vlucht of tijdens de vlucht? U bent de trainer en u hoort het spelletje in de hand te hebben. Het kan!


Waar het in de succesvolle hedendaagse duivensport om gaat is opmerkingsgave. Leren het gevoel in je vingertoppen te ontwikkelen. Leren te luisteren naar de geluiden die de duiven maken: het koeren, het starten van de training met de eerste vleugelslagen. Leren om te ruiken op je hok: stinkt het(:misschien vocht), is er voldoende zuurstof(: extra raampje open of de ventilator wat hoger zetten). Leren om te voelen: tocht het nu wel of niet (: raampje dicht of even een extra plankje om het teveel tegen te gaan. Leren je ogen te gebruiken en leren er gebruik van te maken. Dat kost tijd. Gaat het u wat allemaal te ver? Of toch niet. Als het u eindelijk gelukt is om het allemaal onder de knie te krijgen, dan is het resultaat er zeker naar. De liefhebbers in uw club zullen ineens zwijgen als u binnenkomt, want ze hadden het juist over u. Op de markt en bij de visvijver gaat uw naam in het rond. Er worden sterke verhalen over u verteld: hij gebruikt wat, misschien wel doping. Hij brengt zijn duiven elke week naar Zwitserland voor een hoogtestage. Hij zal wel een extra serie gummistieken thuis hebben liggen. Of: ze moesten hem eruit gooien, want dat is niet normaal. Als ze zo over u praten, dan weet u zeker dat u goed speelt. Dan weet u ook wat u er allemaal voor hebt moeten doen en laten. En lukt het u ondanks al uw inzet niet om zo goed te spelen, dan kunt u uzelf ook wat gemakkelijker verplaatsen in de persoon die dat wel heeft bereikt. En er respekt opbrengen. Ik hoop alleen één ding als het u wel gelukt is en dat is dat u dan de duivensport met uw nieuw opgedane kennis fris elan in deze krant zult bijbrengen. Eén tip geef ik nu u tenslotte nog mee: blijf bij alle successen bovenal van uw duiven genieten, want het is topsport in al zijn facetten. Succes voor 1997 en ik zal u van tijd tot tijd nog wel eens een hint geven om een trede op de succesladder te kunnen stijgen!