Aan de ene kant heb je inversie als weerfenomeen dat het verloop van de wedvluchten beinvloedt. En aan de andere kant heb je wolken. Het is eigenlijk vrij simpel. Heb je wind en wolken, dan heb je geen inversie. Heb je geen wind en geen wolken dan heb je wel inversie. Het verdwijnen van een inversie is gekoppeld aan het oplossen van vocht in de zich, onder invloed van de zon, verwarmende en opstijgende lucht. En dat uit zich in het ontstaan van wolken aan de tot aan dat moment azuur blauwe hemelboog.

 

Zodra zich wolken aan de hemel vormen is dat het meest ideale tijdstip om duiven te lossen. Het is het signaal dat de inversie aan het verdwijnen is of al bijna opgelost is. Wat je vervolgens ziet is het verschijnen van grote witte stapelwolken, de zg. “hollandse luchten” met veel hemelblauw en van die grote omhoogrijzende witte wolken met scherpe randen. Later op de dag kunnen uit die wolken af en toe buien vallen. We kennen dat weertype allemaal. In de maanden mei en juni komt het in Nederland vaak voor. Het staat bijna altijd garant voor vlot verlopen vluchten aan een behoorlijk hoge snelheid. Dat komt door de van de aarde opstijgende kolommen warme lucht ook wel thermiek genoemd. Duiven zoeken dat op en kunnen door de thermiek geholpen soms verrassend hoge snelheden bereiken.

 

Een lucht met ongeveer een bewolking die tot 80% de hemel bedekt, blijft goed om duiven bij te lossen. Zodra het percentage boven de 80% uit stijgt en richting 100% (volledig bewolkt) gaat, gaan we richting rampvlucht. Bij volledig en heel licht bewolkt met een gunstige wind (wat later gelost) kan het ook nog meevallen. Maar zodra er wordt gelost (..het kan makkelijk; het is toch droog..) bij een volledig bewolkte hemel met dikke, vette onbeweeglijke wolkenmassa’s gaat het bijna altijd fout. De kenmerken zijn: lage snelheden (1000 mpm voor de eerste duiven), de concoursen staan lang open, duiven die van de verkeerde kant komen en van hot naar her vliegen. En tot overmaat van ramp: verliezen! Het is een onbeschreven wet in de duivensport dat het dan bijna zo goed als zeker fout gaat. Dan moet je als convoyeur zijnde de uitvliegkleppen gesloten houden!

 

Het blijkt dus dat hoe meer wolken er aan de hemel zijn, hoe problematischer het is voor duiven om zich te orienteren. De duiven die gemiddeld het langst onder een bewolkte hemel gevlogen hebben, daarvan is bijna altijd de snelheid een stuk lager dan van die duiven die gemiddeld veel minder lang onder een bewolkte hemel gevlogen hebben. In feite is het oneerlijk onder deze omstandigheden een uitslag samen te stellen over een breed en lang gerekt gebied. Gebeurt het toch dan zie je altijd dat de kort- of de zijvlucht aan het langste eind trekt. U begrijpt dat het niet een kwestie van betere duiven hebben is, maar van het gemiddeld langer onder betere omstandigheden kunnen vliegen van de deelnemende duiven.

 

In de eerste aflevering van deze mini artikelen serie hebben we gezien en geleerd dat duiven zich onder een wolkenloze hemel snel en goed kunnen orienteren. Als we een lossing bekijken die onder een bewolkte hemel plaats vindt, dan nemen we waar dat duiven zich minder goed tot slecht kunnen orienteren. In het minst gunstige geval blijven ze op de losplaats rond cirkelen, vertrekken in een verkeerde richting of komen na minuten weer terug gevlogen naar de losplaats. Dan weten we dat het foute boel is. Eigenlijk was, want de lossing heeft dan al plaats gevonden. Alle volgende lossingen dienen vervolgens direct te worden opgehouden. Want onder dezelfde weersomstandigheden lossen is vragen om dezelfde ellende.

 

Iedereen die duiven lost heeft dit waar kunnen nemen en zal nog thuis zijnde ervan af zien om zijn duiven in de mand te doen voor een trainingsvlucht. Iedereen heeft zeker wel eens waar kunnen nemen dat zolang er voldoende blauw aan de hemel te vinden is (>20%) dat een vlucht dan bijna altijd redelijk tot goed verloopt. De ervaring leert ons dus dat duiven “iets” uit dat hemelblauw nodig hebben om zich te kunnen orienteren. En dat wolken dat dus in meer of mindere mate verhinderen.

 

Wolken doen klaarblijkelijk iets. Ze houden dat “iets” dat duiven nodig hebben om zich te orienteren gedeeltelijk of soms geheel tegen. Zoals u heeft kunnen waarnemen in uw eigen mand voor u uw duiven los laat, is dat duiven die er klaar voor zijn druk doen. In de container is dat precies zo. Als duiven er niet klaar voor zijn, dan zijn ze stil. Neemt u de proef maar eens op de som en kijk hoe duiven in de mand op een dikke, vette volledig bewolkte lucht reageren. U zult waarnemen dat ze stilletjes voor zich uit zitten te staren en niets doen. Mijn advies is dat u de duiven niet lost, maar ze gewoon mee terug neemt naar huis en weer terug doet in het hok.

 

Als u de proef wel besluit te doen, dan zou u eigenlijk moeten doen wat een lossingsverantwoordelijke in zo’n geval hoort te besluiten. En dat is wachten. Wachten op een weersverbetering. Als u weet dat die eraan komt en u kunt het geduld opbrengen, dan zult u waarnemen dat met de komst van lichte plekken aan de hemel gevolgd door blauw, de duiven steeds onrustiger worden. Dan pas zijn ze zover dat ze gelost kunnen worden. U zult het zeker met me eens zijn als ik hier stel dat duiven voor een goede orientatie op de losplaats 20% of meer blauw tussen de wolken door nodig hebben.

 

Het is moeilijk om hetgeen ik nu ga stellen ook met uw eigen ogen vast te kunnen stellen, maar het is wel te bewijzen. U bent het met me eens dat duiven minstens 20% hemelblauw nodig hebben om zich goed te kunnen orienteren. Dat is op de losplaats. Echter onderweg naar huis blijven duiven zich constant orienteren en aan de hand daarvan hun koers corrigeren. Deste meer wolken deste meer koerscorrecties. U begrijpt het: hoe meer afstand ze in werkelijkheid afleggen! En met als uiteindelijk resultaat een lage snelheid.

 

Als u de moeite zou willen nemen en overvliegende duiven eens observeert, dan neemt u waar dat ze hun koers nooit in een volledig rechte lijn afleggen. Ze zigzaggen als het ware tussen losplaats en thuishok. Nu hebben we zojuist geleerd dat duiven zich sneller en beter kunnen orienteren bij minder dan 80% bewolking en dat ze zich veel minder goed kunnen orienteren bij een volledig bewolkte hemel. Het zigzaggen is een gevolg van het proberen op te pikken van het “iets” laat ik het maar een woord geven: energie die duiven nodig hebben voor hun orientatie systeem. Want het moge onderhand duidelijk zijn dat duiven niet blindelings naar huis vliegen, maar dat ze daar een goed werkend systeem voor gebruiken. Een systeem dat duidelijk veel minder goed werkt onder een volledig bewolkte hemel. Ik zal u proberen dat aan de hand van een praktijkvoorbeeld uit te leggen.

 

Afgelopen zaterdag 20 april ’02 hebben wij met de hele noordkant van Afd. 7 Duffel gevlogen.

Richting Zuidwest-Noordoost.

Afstand 135 km.

Vanaf plm. 10 uur vanuit het Noorden binnendrijvende wolkenvelden.

Lossing 10:30 uur bij een lichte Noorden wind.

Begin gedeelte van de vluchtlijn mist, damp en laaghangende bewolking.

Midden gedeelte van de vluchtlijn zonnig en onbewolkt.

Laatste gedeelte van de vluchtlijn geheel bewolkt. Aan de Noordwest kant gemiddeld langduriger dan aan de Zuidwest en Zuidoost kant.

 

De aankomst snelheden van diverse woonplaatsen uit dezelfde lossing:

Utrecht 1347 mpm

Amersfoort 1340 mpm

Hilversum 1319 mpm

In vergelijking met Hilversum: in de andere plaatsen procentueel veel meer duiven boven 1300 mpm.

 

Hieruit blijkt dat de duiven die gemiddeld het langst onder een volledig bewolkte hemel het meest aan snelheid inleveren. Dus vaker hun koers moeten corrigeren. Dat wil zeggen meer afstand afleggen dan op de uitslag aangegeven staat; lees meer tijd nodig hebben om hun hok te bereiken. En u weet:  tijd / afstand = mpm en zo wordt nog een uitslag van een wedvlucht bepaald. We weten dat het de meest eerlijke manier van uitslag maken is. Maar we weten nu ook dat niet alles even “eerlijk” is. Het weer laat zich daartoe jammergenoeg niet door ons duivenliefhebbers manipuleren. Met het kiezen van een lossingsmoment wordt in feite de uitslag “gemanipuleerd”. Met de kennis die we inmiddels hebben verkregen over het orientatievermogen van zou je dat kunnen stellen. Daarom is het goed voor de sport in zijn algemeenheid als we regels op zouden stellen voor het professioneel lossen van duiven. Dat is hardnodig voor een sport als de onze die zo op de vingers wordt getikt door achteruitgang in het ledenbestand en die weinig of geen nieuwkomers kent. Actie = reactie zou je zeggen.

 

Vorig jaar zijn er door de organisatie dik 25 oude hollandse ruggen uitgeteld aan het laten maken van een externe nota om de top en de subtop van de organisatie door te lichten. Die nota is allang en breed klaar, maar nog steeds niet openbaar gemaakt. Teveel vingers gelegd op open wonden? Teveel misstanden blootgelegd?? De heilige huisjes onder vuur genomen??? Kennelijk zit het niet snor want anders kom je er wel trots meteen mee op de proppen nietwaar. Tijd dat eens iemand per ongeluk de deksel van de doofpot stoot en de hoognodige vernieuwing de vrijheid geeft. Of gaan we door in de huidige organisatie structuur en cultuur die meer en meer op een sterfhuis contructie gaat lijken?